In deze blog willen we ingaan op wat de mogelijkheden zijn als een van de partijen besluit om de onderhandeling
In deze blog willen we ingaan op wat de mogelijkheden zijn als een van de partijen besluit om de onderhandeling
Het wel of niet nog kunnen afbreken van onderhandelingen is afhankelijk van of er wel of niet een “rechtensrelevant vertrouwen”
Contractsvrijheid heet dat. Dat je kunt onderhandelen met wie je wilt en waarover je wilt. En dat je onderhandelingen mag
In deze blog willen we ingaan op wat de mogelijkheden zijn als een van de partijen besluit om de onderhandeling toch af te breken, in een stadium waarin dat eigenlijk niet meer vrijstaat. Dan kan de teleurgestelde partij twee dingen doen. Hij gaat naar de rechter en kiest ofwel voor een vordering tot dooronderhandelen, ofwel voor een vordering tot schadevergoeding.
Ondanks het principe van contractsvrijheid kun je vaak niet zomaar een onderhandeling beëindegen. Het is zaak om er op te letten dat je zo lang mogelijk je handen vrij houdt. Daar ging de blog “Afbreken die hap! Kan dat zomaar?” over. Een belangrijk begrip daarbij was het “rechtenrelevante vertrouwen” dat bij de andere partij onststaan zou kunnen zijn dat het wel tot een deal komt.
In de blog “Verdeel, vertel (of niet) en heers” hebben we het vervolgens gehad over hoe dat rechtenrelevante vertrouwen kan onstaan. Het geheel van waar je het met elkaar over eens wilt worden werd ingedeeld in essentialia, naturalia, accidentalia en witte plekken. Zorg ervoor dat je minimaal voor jezelf duidelijkheid hebt welke onderwerpen tot welke categorie behoren en bepaal in welke mate het handig is om daar expliciet over te zijn richting de tegenpartij.
En nou zit je dus in een situatie waarin de andere partij toch zegt: afbreken die hap! Wat dan?
Je kunt kiezen voor de vordering tot dooronderhandelen. De partij die de onderhandelingen heeft afgebroken moet dan terug aan tafel komen zitten en serieus aan de slag gan om alsnog tot een overeenkomst te komen. Die partij moet niet de onderhandelingen frustreren in een poging om dat vertrouwen weer te laten wegzakken. Bijvoorbeeld door terug te kom op punten waar de partijen het reeds over eens waren, of door met nieuwe eisen komen. Daar zit nog wel een addertje onder het gras: als de andere partij een alternatief scenario voorstelt. Bijvoorbeeld niet de hele koopprijs meteen afrekenen maar voor een gedeelte daarvan een vendor loan aangaan met een looptijd van 5 jaar. Toon je bereidheid om dat door de ander voorgestelde alternatief te onderzoeken, dan kan het zijn dat je er samen alsnog niet uitkomt maar dat betekent niet: teruggaan naar het oorspronkelijke scenario en het toen ontstane rechtenrelevante vertrouwen. Nee, zo kijkt de wet, en zo kijkt de rechter, er niet naar. Er wordt gekeken naar de situatie op het moment dat er daadwerkelijk afgebroken worden… En dan wordt je als partij die dacht mee te denken met het door de ander geopperde alternatieve scenario ineens geconfronteerd met een situatie waarin er ook geen sprake meer is van dat vertrouwen. Tja, dan heb je niks meer te eisen!
In het geval van de schadevergoeding hoopt de eisende partij dat de rechter de partij die ten onrechte de onderhandelingen heeft afgebroken tot het vergoeden van het “positieve contractsbelang.” Dat betekent dat die partij de teleurgestelde partij financieel moet brengen in de positie waarin die partij zou komen te verkeren op het moment dat de onderhandelingen succesvol zouden zijn geweest, het contract tot stand zou zijn gekomen en deugdelijk zou zijn uitgevoerd. Daar zit dus ook vergoeding van een stuk gederfde winst in!
Soms is het vaststellen van de schadevergoeding relatief eenvoudig. Een huis had gebouwd moeten worden, is nu niet gebouwd, en dat huis heeft een marktwaarde die relatief eenvoudig kan worden vastgesteld. (Oeps, laat een taxateur dat maar niet lezen :)) In het geval van de verkoop van aandelen van een bedrijf is het een stuk lastiger. Wat zouden die aandelen waard zijn als de geprognotiseerde groei wordt behaald en over 5 jaar…
Let wel op: als eenmaal de route van de schadevergoeding is gekozen, dan kan de partij die de onderhandelingen onterecht heeft afgebroken niet meer zeggen: “Euh, laat maaar, ik voer het beoogde contract alsnog wel uit.” Helaas. Die keuze ligt dan puur en alleen bij de teleurgestelde partij. Niet meer bij de “afbreker.”
Kun je er dan, als dat “rechtensrelevante vertrouwen” er eenmaal is, op geen enkele manier onder een nakende overeenkomst uit? Ja, onder bijzondere omstandigheden is dat nog steeds mogelijk. Dan gaat het ofwel om onvoorziene omstandigheden die niet in de risicosfeer liggen van de partij die afbreekt. Bv. een terroristische aanslag, een natuurramp. Dat zal in onze contreien niet snel aan de orde zijn. Of er is sprake van wegzakkend totstandkomingsvertrouwen. Bv. omdat partijen alsnog op een punt komen waar ze toch geen overeenstemming over blijken te kunnen bereiken terwijl dat we voor beiden of voor een van de twee zeer wezenlijk is. Dan kan het zo zijn dat dat vertrouwen weer wegzakt. Als dat gebeurt hebben partijen alsnog de vrijheid om de onderhandelingen af te breken.
En wat betekent dit nou voor de praktijk? Dat als je diep je je hart moet erkennen dat er een “rechtensrelevant vertrouwen” is onstaan bij de ander maar jij toch van de overeenkomst af wil, dan je heel slim moet nadenken hoe je manoeuvreert om te kijken of dat alsnog gaat lukken…